Aangeboden door
Rob Nieuwveld en René van de Kamp
Stichting Sonrisa Rijnmond
Veel mensen die deze pagina’s lezen vragen ons om iets over Rotterdam te vertellen. Momenteel vertellen we de geschiedenis van de Rotterdamse wijken in veel afleveringen.
Deel 2 van het ontstaan van Delfshaven.
We gaan verder met enkele historische gebouwen in Delfshaven. Volgens de ornamentale gevelsteen, een zogeheten cartouche, dateert het Zakkendragershuisje aan de Voorstraat uit 1653.
Dat moet dus de datum zijn, dat het Zakkendragershuisje tegen het zestiende-eeuwse Kraanhuis werd aangebouwd. Sinds 1965 staat het gehele pand bekend als Zakkendragershuisje.
In dit huisje kwamen de broeders van het zakkendragersgilde bijeen.
De in schepen aangevoerde zakken graan, grondstof voor de vele distilleerderijen in Delfshaven, werden door de zakkendragers uitgeladen en op de rug, of soms het hoofd, naar de vele pakhuizen en branderijen gedragen. Wanneer er een schip moest worden gelost, dan luidde men de klok in het torentje. De zakkendragers kwamen op het klokkengelui af, waarna de strijd ontbrandde over wie de lading mocht lossen.
Meestal meldden zich namelijk meer zakkendragers aan dan er op dat moment nodig waren. Een worp (‘smak’) met dobbelstenen moest uitmaken wie aan het werk kon gaan en wie niet. Om onenigheid te voorkomen werd lading verplicht ‘versmakt’ in de ‘smakbak’. Daarin werden, via een trechter die bovenop de bak was geplaatst, voor iedereen zichtbaar twee grote dobbelstenen gegooid.
Hieronder het Kraanhuis. De naam Kraanhuis refereert aan de hijskraan waarmee een sluisdeur kon worden opgehesen. De sluis bevond zich zich onder het kraanhuis tussen de Kolk en het Achterwater. Deze sluis kon worden afgesloten met een grote schuif- of schotdeur, die door middel van loopraderen werd opgetrokken. Dit gebeurde door de twee sluisknechten, die in een dubbele tredmolen liepen. De as tussen die tredmolens diende als windas om de schuifdeur op te hijsen. In die grote schotdeur waren ook nog vier kleinere schuiven, die door liggende windassen konden worden bediend. Dit mechanisme vulde nagenoeg de gehele ruimte.
Het volgende filmpje heeft ook veel foto’s van de geschiedenis van Delfshaven.
De Distilleerketel is een stenen stellingmolen. Het was een van de vijf moutmolens die ooit in Delfshaven stonden; het is de enige die is behouden en, als enige korenmolen in Rotterdam, daarbij nog steeds in werking is. Van de andere vier resteren nog slechts twee molenstompen. Mout – gekiemd en vervolgens geplet graan – dient als grondstof voor moutwijn. Hiervan wordt dan bijvoorbeeld weer jenever of brandewijn gestookt in een ketel in een distilleerderij – daarvan is de naam van de molen afgeleid.
Hervormd Burgerweeshuis, Voorhaven 57.
Het pand waarin van 1873 tot 1942 het Hervormd Burgerweeshuis was gehuisvest dateert uit 1762. Oorspronkelijk werd het gebouwd als deftig woonhuis voor welgestelde inwoners van Delfshaven. In 1924 aan het pand de rechtervleugel gebouwd. De strakke gevel met de statige schuifvensters is nagenoeg niet versierd. Dergelijke sobere en strakke gevels die het vrijwel uitsluitend van hun verhoudingen moeten hebben werden in Holland vanaf de tweede helft van de 17e eeuw door architecten veelvuldig toegepast. Het oudste gedeelte telt zeven, het nieuwere twee schuifvensterassen.
Een hardstenen stoepje en een streng classicistisch poortje dragen bij aan de uitstraling van het pand. Het is een fraai voorbeeld van de architectuur van het Hollands Classicisme uit de 17e en 18e eeuw dat later door Franse invloeden door de Louis-quatorze-stijl werd verdrongen. De woningbouw uit die dagen kenmerkt zich door lange rijen uiterst smalle gevels van meerdere verdiepingen hoog die tussen de vensters nauwelijks ruimte vrijlaten voor een spaarzaam ornament. In 1924 is het pand verbreed.Het gedeelte rechts van de regenpijp, met een dubbele dakkapel en 2 ramen per etage is er toen bijgebouwd.
In het voormalig woonhuis/Hervormd Burgerweeshuis is thans het Buurthuis Piet Heyn gehuisvest
Op Voorhaven nr 12 staat De Dubbelde Palmboom. Het gebouw bestaat uit twee aan elkaar gebouwde voormalige pakhuizen, die in 1825 zijn gebouwd als het graanpakhuis Denemarken. Het pakhuis werd gebouwd in opdracht van Abraham van Rijckevorsel. U kent de naam van de Abraham van Rijckevorselweg die door Capelle loopt. Hij was handelaar in granen en de eerste voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel.
Aanvankelijk werd het pakhuis in 1860 bij de ingebruikname als distilleerderij gewoon ‘De Palmboom’ genoemd. Even verderop in Schiedam was echter al een pakhuis met de naam ‘De Palmboom’, maar ongeveer half zo groot. Dus werd het dubbel zo grote pakhuis in Delfshaven hernoemd tot Dubbel ‘De Palmboom’. Later werd dat verbasterd tot ‘De Dubbelde Palmboom’.
De oude zwart-wit foto hieronder toont de distilleerderij met de eerder hoekige gevel. Het kleurverschil in de stenen wekt echter de indruk dat het aanvankelijk een dubbele puntgevel is geweest.
In 1975 ging het pakhuis dienst doen als Museum De Dubbelde Palmboom, waarbij de hoekige gevel werd omgebouwd tot de huidige dubbele klokgevel. De Dubbelde Palmboom was onderdeel van Museum Rotterdam en had wisselende exposities met de meest uiteenlopende thema’s.
De Lage Erfbrug. Hoe komt die aan zijn naam?
Hiervoor gaan we weer even terug naar de oorsprong van Delfshaven.
Achter het eindpunt van de Delfshavense Schie, ter hoogte van de sluis naar de Aelbrechtskolk was een groot plein. Linksboven op bovenstaande foto. Dit werd het Lage Erf of ook wel het Laag Werf genoemd. Bij de aanleg van de Schiedamseweg moest de helft van de toenmalige grootte dit plein, inclusief de huizen die eraan grensden, het veld ruimen. Bij het doortrekken van de Schie naar de Coolhaven verdween de andere helft. Op, en voornamelijk tegen, de locatie van dit plein bevindt zich nu de Lage Erfbrug.
We sluiten af met nog een filmpje over Delfshaven.
Tot zover de twee delen over de geschiedenis van Delfshaven. We hopen dat u het leuk en interessant vond.